In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de ontwikkeling van het financieel meerjarenbeeld. Het startpunt is de meerjarenraming zoals vastgesteld in de Perspectiefnota 2021-2024. Vervolgens zijn de ontwikkelingen op dit saldo toegelicht.
De ontwikkelingen bestaan uit nagekomen voorstellen, de inzet van stelposten, bijstellingen en ombuigingen. De volgende tabel laat het totaal saldo begroting 2021-2024 zien inclusief deze ontwikkelingen.
Tabel: Saldo meerjarenbegroting 2021-2024
De opbouw van het begrotingssaldo 2021-2024 is als volgt te verklaren.
1. Voorplein
Er heeft separate besluitvorming plaatsgevonden over het Voorplein in april 2020. Dit geeft een voordeel op de afschrijvingslasten.
2. Amendement meubilair en akoestiek hal
Bij de behandeling van de Perspectiefnota heeft u een amendement aangenomen met betrekking tot meubilair en akoestiek hal aangenomen. Door uitstel van deze investeringen (van € 50.000 en € 200.000) vindt er een verschuiving van de afschrijvingslasten plaats. Hierdoor ontstaat een voordeel in 2021 en 2022.
3. Meicirculaire
Daarnaast bent u met een afzonderlijke notitie u in juni van dit jaar geïnformeerd over de doorrekening van de meicirculaire. Deze notitie heeft u in aanvulling op de perspectiefnota 2021 - 2024 vast gesteld.
4. Inzet stelposten
Bij de meicirculaires nemen we op basis van cijfers van BZK ramingen op voor de ontwikkeling van loon- en prijscompensatie in de komende jaren. Deze ramingen worden weggezet in zogenaamde stelposten in de begroting omdat nog niet exact bekend is wat de werkelijke ontwikkeling is. Deze stelposten worden ingezet voor de dekking voor de in de perspectiefnota genoemde verhogingen door indexatie.
5. Bijstellingen
Na het vaststellen van de perspectiefnota zijn nog een aantal autonome ontwikkelingen (structureel en incidenteel) aangedragen door de eenheden. Voor een toelichting op deze posten verwijzen wij u naar hoofdstuk 3. Programma's, financiële bijstellingen per programma.
6. Ombuigingen
Bij de vaststelling van de perspectiefnota hebben wij de raad toegezegd een structureel sluitende meerjarenbegroting, in ieder geval met ingang van 2023 en zoveel eerder als mogelijk, te presenteren. Om een sluitende meerjarenbegroting te kunnen presenteren is er door de organisatie gewerkt aan een ombuigingsplan (zie hiervoor hoofdstuk 2. Ombuigingen en hoofdstuk 3. Programma's, bezuinigingen per programma).
Het meerjarenperspectief is sluitend. Het saldo van de begroting 2021 is € 1.582.000 nog negatief en loopt naar € 90.000 positief in 2024. Het saldo bestaat uit een structureel saldo en een incidenteel saldo. Een sluitend structureel saldo is bepalend voor het toezichtregime van de provincie.
In 2023 en 2024 verwachten we een overschot op de begroting en dit verrekenen we met de algemene reserve. In de begrotingsjaren onttrekken we aan de algemene reserve omdat we in deze jaren een tekort verwachten. Per saldo wordt € 1.304.000 onttrokken aan de algemene reserve.
In de raadsvergadering van 5 november 2020 is besloten ombuiging 33 Logopedie, deels niet om te buigen. De ombuiging gaat een jaar later in. Daarnaast is besloten de ombuiging 5 Minder stemlokalen en ombuiging 34 Jeugdsportsubsidies niet om te buigen.
Let op, in deze begroting zijn niet verwerkt, de septembercirculaire, Onderzoek kostendekkendheid en raadsbesluit Cultuur.
Weerstandsvermogen
De raad heeft bij de algemene beschouwingen aangegeven dat de ratio van het weerstands-vermogen mag dalen, maar dat deze niet lager dan 2,0 mag uitkomen.
In de paragraaf weerstandsvermogen bij deze paragraaf wordt nog vermeld dat deze ratio 5,3 bedraagt. Hierbij is geen rekening gehouden met de wijzigingen in de algemene reserves als gevolg van de tweede bestuursrapportage en de ontwikkeling van de begrotingssaldo in deze begroting. Positieve dan wel negatieve begrotingssaldi worden afgewikkeld via de algemene reserve. Wanneer hiermee rekening gehouden wordt komt de ratio van het weerstandsvermogen uit op 4,2 wat nog ruim boven het minimaal gestelde niveau van 2,0 ligt.
Onderzoek inzet algemene reserve vrij besteedbaar ("slim" investeren)
Ons beleid is om de afschrijvingslasten van alle investeringen binnen de exploitatie op te vangen. Er is echter een mogelijkheid om alsnog, voor grote investeringen uit het verleden, een beroep te doen op de algemene reserve om afschrijvingslasten te dekken en op die manier de exploitatie te ontlasten. Dit kan uiteraard ook met toekomstige investeringen.
De onderzochte investeringen kennen een relatief lange afschrijvingstermijn, waardoor de onttrekking aan de reserve hoog is en het voordeel voor de exploitatie relatief laag. Daarom is er niet voor gekozen nu relatief veel incidentele middelen in te zetten voor een relatief laag structureel voordeel. In de toekomst kan deze optie alsnog worden overwogen (Centrumplan, Sportvelden), dit heeft wel invloed op het weerstandsvermogen en dus de ratio.